Opgestroopte mouwen

Engelbrecht II van Nassau-Breda (1451-1504), bijgenaamd De Roemrijke, was een van de belangrijkste legeraanvoerders van de Lage Landen aan het einde van de 15e eeuw. Op 7 augustus 1479 gaf landsheer Maximiliaan aan Engelbrecht het commando over een centrale afdeling met voetvolk in een leger dat een veldslag ging leveren tegen de troepen van de koning van Frankrijk nabij het plaatsje Enguinegatte. Dankzij een hoofdrol van de soldaten onder leiding van Engelbrecht kwamen de Nederlanders na een lange strijd als overwinnaar uit de strijd. Bij aanvang hadden Engelbrecht en andere Nederlandse ridders hun armen ontbloot als reactie op grootspraak van de Fransen die gedreigd hadden de handen van hun tegenstanders af te kappen, indien ze in hun macht zouden vallen. Zinspelend op deze daad van dapperheid is de slag van 1479 de geschiedenis ingegaan als de ‘Slag van de opgestroopte mouwen’.

Zwitserland

Breda in Zwitserland. In de Grote Kerk van Breda bevindt zich het praalgraf van Engelbrecht II van Nassau (1451-1504). Aan het harnas bovenop het graf is te zien dat Engelbrecht een echte ridder was. Dankzij zijn heldhaftige optredens op het slagveld is het aanzien van de (Bredase) Nassaus in de Lage Landen enorm toegenomen. Engelbrecht diende als aanvoerder in het leger van Karel de Stoute, de Bourgondische vorst van de Lage Landen. Deze vorst was continu op zoek naar machtsuitbreiding en had zijn zinnen gezet op het Zwitserse grensgebied. In 1476 leed dit Bourgondische leger een nederlaag tijdens een veldslag nabij het Zwitserse plaatsje Grandson. De Zwitserse tegenstanders maakten vele wapens en andere bezittingen buit, waaronder ook het vaandel van Engelbrecht. Dat bevindt zich nu in de collectie van Museum Altes Zeughaus in het Zwitserse Solothurn.  

Ooievaar

De Bredase Nassaus (1403-1584) stonden hun mannetje op het slagveld en in diplomatieke overleggen, maar tussen de lakens lieten ze het soms afweten… Althans wat betreft het voortbrengen van wettige mannelijke erfgenamen. Engelbrecht I en Jan IV presteerden nog best goed in de huiselijke bedstee met ieder 2 wettige zonen die de volwassen leeftijd bereikten, maar de volgende drie generaties lieten het afweten: Engelbrecht II (0), Hendrik III (1) en René (0). En dus moest nu en dan een familielid vanuit de heimat Duitsland overkomen naar Breda om het erfelijke stokje over te nemen. Zo belandde neefje Willem van Oranje-Nassau op het Kasteel en werd hij zesde generatie Bredase Nassau. Willem heeft goed naar de ooievaars in het Markdal gekeken en brak vervolgens het familierecord met 3 wettige mannelijke volwassen erfgenamen.

We proudly present

Dit zijn ze, Bredaas en Nederlands trots! Uit de collectie van het Rijks Museum: zes generaties graven van Nassau die tussen 1403 en 1568 vanuit hun thuisstad Breda een machtspositie hebben opgebouwd die het fundament vormde voor de leidersrol van Willem van Oranje-Nassau in de Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd, de Tachtigjarige Oorlog. Van links naar rechts, boven: Engelbrecht I, Engelbrecht II, Jan IV; onder: Hendrik III, Willem (van Oranje, himself) en René van Nassau. Voor wie het nog niet wist: Nederland begint bij Breda!

De top

De Bredase Nassaus behoorden tot de top van de adel in de Lage Landen in het tijdperk waarin Franse hertogen uit de Bourgogne de lakens uitdeelden. Engelbrecht II van Nassau (1451-1504), derde generatie Bredase Nassau, profiteerde van een vete tussen de twee meest prominente adellijke geslachten van dat moment. De families Croÿ uit de omgeving Leuven en Glymes uit Bergen op Zoom betwisten elkaar over de vraag of het Bourgondische landsbestuur het beste een pro-Franse (Croÿ) of pro-Engelse (Glymes) buitenlands beleid kon voeren. In dit politieke tumult gingen de Bourgondische landsheren voor het bestuur van hun gebieden wat meer leunen op hun vazal Engelbrecht van Nassau uit Breda. Laatstgenoemde introduceerde later zijn neefje Hendrik III van Nassau als nieuwe steunpilaar voor het landsbestuur. En zo gingen de Nassaus een steeds belangrijkere stempel drukken op de Nederlanden, vanuit Breda!

Oranje voor Brabant!

Brabant was in de beginjaren van de nieuwe Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588) een ondergeschoven kindje. Van het voormalige hertogdom Brabant viel aanvankelijk alleen West-Brabant onder het nieuwe Nederlandse bestuur. Midden- en Oost-Brabant zouden voorlopig nog in de greep blijven van de Spaanse landsheer. Het bestuur over West-Brabant werd gevoerd door de Staten Generaal waarin de overige Nederlandse provincies een zetel hadden. Prins Maurits van Oranje pleitte voor eigen bestuur en een volwaardige vertegenwoordiging van ‘Brabant’ in de Staten Generaal. Neveneffect: door zijn titel markies van Bergen op Zoom zou Maurits zitting krijgen in dit hoogste landelijke bestuursorgaan. De overige provincies wezen zijn voorstel echter af. Niet alleen vonden zij de West-Brabantse gebieden te klein voor een zetel in de Staten Generaal maar ook vreesden zij dat Maurits van Oranje een te grote machtspositie zou verkrijgen aangezien hij reeds stadhouder was van Holland, Zeeland en Utrecht. Hoewel Maurits zijn eigenbelang vermoedelijk helder in het vizier had, kunnen we toch ook stellen: Oranje voor Brabant!