Brabant was in de beginjaren van de nieuwe Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (1588) een ondergeschoven kindje. Van het voormalige hertogdom Brabant viel aanvankelijk alleen West-Brabant onder het nieuwe Nederlandse bestuur. Midden- en Oost-Brabant zouden voorlopig nog in de greep blijven van de Spaanse landsheer. Het bestuur over West-Brabant werd gevoerd door de Staten Generaal waarin de overige Nederlandse provincies een zetel hadden. Prins Maurits van Oranje pleitte voor eigen bestuur en een volwaardige vertegenwoordiging van ‘Brabant’ in de Staten Generaal. Neveneffect: door zijn titel markies van Bergen op Zoom zou Maurits zitting krijgen in dit hoogste landelijke bestuursorgaan. De overige provincies wezen zijn voorstel echter af. Niet alleen vonden zij de West-Brabantse gebieden te klein voor een zetel in de Staten Generaal maar ook vreesden zij dat Maurits van Oranje een te grote machtspositie zou verkrijgen aangezien hij reeds stadhouder was van Holland, Zeeland en Utrecht. Hoewel Maurits zijn eigenbelang vermoedelijk helder in het vizier had, kunnen we toch ook stellen: Oranje voor Brabant!